Kijken, kijken maar niet kopen….maar waarom geven we dan wel geld en tijd aan goede doelen zonder daar direct wat voor terug te krijgen?
Regelmatig loop ik over markten in de meest afgelegen dorpen in Ghana, Guatemala of Nepal te genieten van de geuren en kleuren. En inmiddels kijk ik er niet meer van op als er opeens naast me klinkt “kijken, kijken maar niet kopen”. Nederlanders staan niet echt positief bekend om hun uitgavenpatroon in het buitenland. Toch doen vele mensen vrijwilligers werk en wordt regelmatig de portemonnee getrokken bij collecten of televisieacties voor goede doelen. Wat motiveert ons dan om dit te doen, zeker omdat we daar zelden direct iets voor terug krijgen? Deze vorm van geefgedrag is indirect, je geeft niet aan iemand die je kent en waarmee je een band hebt. De definitie van een gift is voor de belastingdienst ook duidelijk gekenmerkt door het geven zonder eigen belang, waarbij het eigen vermogen van de gever (danwel de eigen tijd) verminderd en dat van de ontvanger vermeerder zonder tegenprestatie.
Als eerste wordt eigenlijk altijd de altruïstische aard van mensen genoemd. Altruïsme was tijdens mijn psychologie-opleiding een veel besproken begrip en in de loop van de jaren hebben vele wetenschappers vanuit verschillende vakgebieden zich hierover gebogen. Kan een mensen puur en alleen altruïstische daden verrichten? Vaak wordt er een positief gevoel over gehouden aan een altruïstische daad. Telt dat dan niet als “directe positieve opbrengst”?
En dit is niet het enige perspectief waar vanuit gekeken kan worden naar geefgedrag. Vanuit de sociobiologie gaat het om vlooien en gevlooid worden. Het historisch perspectief wijs op het risico van ziekten in de stad als het er niet schoon is. En als individu iets inleveren waardoor de groep waartoe je behoord een toekomst heeft, wordt van de sociologen en functiologen als belangrijke verklaring beschouwd. Deze laatste verklaring komt waarschijnlijk dichter bij dan de puur psychologische ideeën omdat het gaat over het voortbestaan van de samenleving als geheel en niet het individu. In geval van humanitaire rampen, gezondheidszorg en sterk onderwijs is dat een duidelijk uitlegbare theorie, maar als het over kunst gaat wordt er bij veel minder mensen een directe roep op “heet voorbestaan van de menselijke soort” gedaan.
Wat in ieder geval duidelijk is geworden vanuit de onderzoeken is dat er een aantal belangrijke elementen zijn die geven beïnvloeden. Ten eerste moet er een duidelijke behoefte (duidelijk doel) zijn en moet je daarvoor gevraagd worden. Daarnaast moeten de kosten en opbrengsten met elkaar in evenwicht zijn en is het belangrijk dat efficiëntie zichtbaar is. De gever zal eerder iets geven als hij/zij relatie voelt met het doel/de doelstelling en het doel past bij de eigen waarden en normen (consensus). Tot slot zijn de sociale en psychologische beloning belangrijk die de reputatie van de gever naar de buitenwereld en zijn gevoel over zijn/haar persoon positief beïnvloed. Als aan al deze aspecten wordt voldaan is de kans groot dat de gevraagde niet alleen geld, maar juist ook tijd als vrijwilliger of middelen zoals het beschikbaar stellen van een ruimte, ter beschikking stelt (actie).
Om van consensus voelen naar daadwerkelijke actie over te gaan zal degene die werft sterk van invloed zijn. Als “werver” is het vooraf concreet formulieren van doel, doelwit, motivatie en eventuele barrières zeer behulpzaam om in iedere stap van het wervingsproces de juiste stappen te zetten en twijfels voor te zijn. Daarnaast gaat het om het goede doel en daarmee de geloofwaardigheid aantrekkelijkheid van zowel het doel als het kunnen realiseren daarvan een belangrijke factor in het keuze proces van de potentiele gever. Hierbij is onbaatzuchtige inzet en de expertise van de vragende zeer belangrijk.
De attitude van de gever en de sociale druk zullen uiteindelijk de doorslaggevende factor zijn. Om te meten hoe mensen zich verhouden tot het doel of geven in het algemeen is door professor Theo Schuyt met het ontwikkelen van een filantropieschaal een eerst aanzet gemaakt. Bestaande schalen rondom bijvoorbeeld altruïsme gingen uit van het meten van pro-sociaal gedrag en/of een directe relatie tussen de gever en de ontvanger. De filantropieschaal beoogt de attitude te meten van de eigen verantwoordelijkheid van individuen jegens het algemeen nut, i.c. jegens sociale en ecologische maatschappelijke kernfuncties, geconcretiseerd in de bereidheid tot bijdragen in de vorm van geld en/of tijd. (Uit: Inleiding in de filantropie en filantropiewetenschap pg. 77).
Tot slot zal er altijd een sociaal dilemma zijn voor de gever. De gever zal, zoals ik ook begon, individueel iets moeten doen waar het collectief bij gebaad is en niet hij of zij zelf direct wat voor terug krijgt. Door zowel het doel klein te houden als de groep waarmee dit bereikt kan worden overzichtelijk te houden is het gemakkelijker om sociale contracten te sluiten. Succes uit het verleden en durven, in het klein, te experimenteren helpt daarbij.
Geven is investeren in verandering
Door te geven financier je een doel, vaak in de vorm van een project, om een bestaande situatie te veranderen. Een valkuil van het organiseren van een verandering middels een project is dat er geen blijvende verandering plaats vind. De manier waarop de interventie wordt ingezet is daarvoor bepalend. Een voorbeeld daarvan in het inzetten van “magie” bij de start van een nieuw project. Levensveranderende momenten worden omlijst met een ritueel, ookal wordt dat in de westerse samenleving vaak niet meer zo genoemd. Juist dit ritueel of deze “magie” zorgt er echter voor dat het loslaten van oude patronen en het open staan voor nieuwe dingen wordt versterkt. Een tweede manier om mensen “open te laten staan voor verandering” is de inzet van een onbekende, iemand zonder directe relatie met de bestaande situatie danwel de “overheid” of andere partij die de verandering wenst. De “power of a stranger” geeft mensen de veiligheid om open te zijn in hun communicatie én de uitdaging om bestaand gedrag eens vanaf een afstandje te bekijken. In dit stuk gaat het dan vooral over veranderingen op lokaal gebied, maar kan zeker ook worden ingezet in bijvoorbeeld natuurbeheer.
Alle informatie verwerkt in dit verhaal komt uit de colleges van professor Theo Schuyt van de Leergang Inleiding in de filantropie aangevuld met kennis uit het boek van zijn hand “Inleiding in filantropie en filantropiewetenschap”.